woensdag 30 november 2016

Langeveld aan Linschoten: is de d een taalverrijking?


Op 12 maart 1964 schrijft Langeveld een kort briefje aan Johannes Linschoten, die enkele dagen later heel plotseling zal overlijden. Langeveld bedankt Linschoten voor het toesturen van twee overdrukjes en bespreekt dan een kwestie die tot nu toe onopgehelderd is: de vraag of de d een taalverschijnsel is. Is er een lezer die weet wat daarmee wordt bedoeld?
Amice. Hartelijk dank voor je twee overdrukken die mij beide zeer interesseren. Ik ben er lang niet zeker van, dat het gebruik van de d een "taalverrijking" is. Eerlijk gezegd, ik geloof wel dat zich taalkundig noemenden met zulke zaken bezig houden, maar daarmee is het nog geen taalverschijnsel / verschijnsel van de taal zelf. Evenwel dat raakt de rest niet. En ik houd mij aanbevolen voor meer! Met vriendelijke groet, je Langeveld.
Fotocredit: Linschoten (rechts) met onbekende heer, archief Rene van Hezewijk. Briefje Langeveld aan Linschoten: eveneens uit het archief van Van Hezewijk.

1 opmerking:

  1. DAg Jaap, ik denk dat die d als " taalverschijnsel" gaat over het verschil met het Duits, waar, bijvoorbeeld Antwort geen d heeft en in het Nederlands wel, aan het eind. Met als complicatie voor het Nl dat je op school moet leren dat worden soms met en soms zonder dt wordt geschreven. Je heb in het Duits overigens ook wel eens een d op het eind maar vaak komt er dan weer een een e achter. Linschoten was in die tijd erg geïnteresseerd in taal, vooral statistische analyses, woordvolgordes en zo, mede ivm met associaties tussen woorden (zie ook A Gentle Force). Hij gaf er colleges over. Groeten, RvH

    BeantwoordenVerwijderen