woensdag 30 november 2016

Langeveld aan Linschoten: is de d een taalverrijking?


Op 12 maart 1964 schrijft Langeveld een kort briefje aan Johannes Linschoten, die enkele dagen later heel plotseling zal overlijden. Langeveld bedankt Linschoten voor het toesturen van twee overdrukjes en bespreekt dan een kwestie die tot nu toe onopgehelderd is: de vraag of de d een taalverschijnsel is. Is er een lezer die weet wat daarmee wordt bedoeld?
Amice. Hartelijk dank voor je twee overdrukken die mij beide zeer interesseren. Ik ben er lang niet zeker van, dat het gebruik van de d een "taalverrijking" is. Eerlijk gezegd, ik geloof wel dat zich taalkundig noemenden met zulke zaken bezig houden, maar daarmee is het nog geen taalverschijnsel / verschijnsel van de taal zelf. Evenwel dat raakt de rest niet. En ik houd mij aanbevolen voor meer! Met vriendelijke groet, je Langeveld.
Fotocredit: Linschoten (rechts) met onbekende heer, archief Rene van Hezewijk. Briefje Langeveld aan Linschoten: eveneens uit het archief van Van Hezewijk.

dinsdag 29 november 2016

Langeveld aan Plessner, 27 oktober 1958


Zeer gewaardeerde medespeler. In mijn rol van vriend – dubbelrol van belangstellende in filosofisch-anthropologische problemen – betuig ik je, van achter het mater, mijn erkentelijkheid voor de speltekst, welke je mij ter uitvoering hebt aangeboden [Zur Anthropologie des Schauspielers, 1948]. Dit gemaskerde bal moet bij de nadering van het démasqué dantesk luguber zijn, want wat zal gebeuren…? Zijn het slechts dansende kleren waarop het porseleinen masker balanceert gesteund door een Sinterklaasstaf die – in het kwadraat: - “speelt” voor wervelkolom? “Behekste bezemstelen” schijnen we. [...]In niemands plaats kan ik staan maar in ieder beleef ik mijzelf als bejegening en de ander als zijn eigenheid die mij als een ander-dan-hij openbaart, maar altijd op een diepste beleving – waarvan de blik slechts één identificatie geeft – van identiteit. [...] Excuseer, mombakkes, zo ver zijn we niet verschillend: in je plaats (Groningen) zou ik niet willen zijn, maar je ben ik, in a way, ondanks jezelf. Vandaar dat ik tekenen kan tt Langeveld.
Ongepubliceerde brief Langeveld aan Plessner in archief Rijksuniversiteit Groningen, UBG ples 135.88
Onder: Helmuth Plessner in Ascona, ca 1950.