donderdag 11 april 2013

Het singuliere en het particuliere en hoe De Groot het verschil tussen die twee niet begrijpt

Op de studiedag Theorievorming, gehouden aan het Pedagogisch Instituut te Utrecht (ca 1972), sprak Langveld over het methodologische verschil tussen 'singulariseren' en 'particulariseren':

Logisch gesproken "particulariseren" wij en "singulariseren" wij. Dat wil zeggen: wij zoeken de onderscheidingen waardoor dit kind in diverse algemene relaties zich als dit kind kenmerkt ("Jan is een knappe leerling maar hij is wat te weinig ondernemend"), en wij zoeken het specifieke, enige beeld van dit kind in een z.g. "beeld", dat onvoltooibaar blijft ("Jan is intelligent en zo geboeid door wat hij opmerkt, dat hij de indruk maakt weinig ondernemend te zijn", enz.).

Aan die passage was een sneer naar De Groot gekoppeld in de vorm van een voetnoot:

De Groot verwart, evenals Eysenck, het particuliere ("mijn linkerschoen") met het singuliere ("professor Wilhelm Windelband") ten koste van het singuliere. Hij spreekt t.a.p. met lichte hoon over wat singularia voor anderen betekenen en in "worth the trouble of individualizing" zit duidelijk zijn vooringenomenheid. De zijne en inderdaad: worth the trouble of individualizing. [A.D. de Groot, Methodology, 1969, p. 315]

De Comeniusprijs

In 1981 ontving Langeveld de Comeniusprijs, ingesteld door het Scheideggerinstituut (zie pag. 395 in de biografie). In de map Langeveldiana van Lennart Vriens trof ik verschillende stukken over die prijs, waaronder de toen gehouden voordrachten, enkele foto's en een brochure die het Scheideggerinstituut bij die gelegenheid liet drukken. Daaruit blijkt dat Langeveld door een van de sprekers de 'Einstein van de pedagogiek' werd genoemd.

Hieronder een selectie uit het materiaal: een afbeelding van de Comeniuspenning, en twee pagina's uit de brochure.



dinsdag 9 april 2013

Waarom Langeveld niet in dienst hoefde

Op pag. 51-2 van mijn biografie bespreek ik de vraag waarom Langeveld nooit onder de wapenen werd geroepen. Was hij weigeraar uit principe, of was dat omdat hij echt was afgekeurd? In een recent opgedoken interview dat Lennart Vriens in 1985 met Langveld had komt die vraag ter sprake. Langeveld zegt dan het volgende:

Ik ben dienstweigeraar geweest, en dat moet geweest zijn, aangezien ik in 1905 geboren ben, in 1924. Ik werd voor de keuring opgeroepen en had toen een arts die mij tijdens het keuren vroeg hoe ik over de militaire dienst dacht en toen zei ik dat ik er geen zin in had en ernstig overwoog de dienst te weigeren, waarop hij mij had afgekeurd op wat ik niet anders dan een bijkomstigheid kon vinden in die tijd. Ik had een gecompliceerd gebroken linker elleboog gehad die ik als kind van zeven jaar kapot had gevallen. En dat, deelde hij mij mede, was de reden van afkeuring. [...] Dat was maar een min of meer toevallig voorbeeld van het wereldprobleem, die militaire dienst, en ik voegde er aan toe: Mijn vader die kwam uit een familie van doopsgezinden, van Mennonieten van het eiland Tezel. En de Mennonieen waren oorspronkelijk ook geen militairen, om niet te zeggen integtendeel: ook zij waren weigeraars, dat was een zo vanzelfsprekende zaak dat mijn vader en ik er eigenlijk over praatten.