vrijdag 2 augustus 2013

Van den Berg aan Langeveld, 23 nov. 1977


Beste Langeveld
Mijn vrouw en ik hebben je lange brief gelezen en herlezen; beste dank voor je aandacht en inspanning! Over de diagnose zijn wij het klaarblijkelijk tamelijk, misschien wel helemaal eens. Over de therapie niet… Jij blijft een opvoeder; dat kan ook moeilijk anders. Ik zou wel naast jou willen staan ware het niet dat het getal mij in de weg zit, allereerst het getal mensen. Zolang Nederland (om ons vaderland als voorbeeld te nemen) dertien, veertien miljoen mensen draagt, valt van de toekomst naar mijn stellige overtuiging niets te verwachten. Hetzelfde geldt, zelfs a fortiori, voor de hele wereld. Pas wanneer de bevolkingscurve is teruggevallen tot het niveau van voor de industriĆ«le revolutie kan de overgeblevene mensheid weer aan haar toekomst werken. Leef ik dan nog, met voldoende fut, dan zal ik naast jou, de opvoeder, komen staan, aangenomen dat jij dan ook nog leeft, met voldoende fut.
Zullen wij elkaar begin volgend jaar weer eens zien?
Met hartelijke groet van huis tot huis.
Prof. Dr. J. H. van den Berg.

donderdag 1 augustus 2013

Langeveld voor het gebouw van de Hilversumsche schoolvereniging, waar zijn vader in 1908 lesgaf.

'Was ik een gelukkig kind? Ik geloof dat wel. Lieve mensen, een hard werkende vader en moeder in Haarlem, toen in Hilversum, daarna in Amsterdam van 1915 of ’16 af dat ik groot was en zelf m’n woonplaatsen kreeg – en trouwde en vader werd van vier kinderen. Jong in een liefdevolle wereld, een kleine maar een open wereld.' [Ongepubliceerde autobiografische herinnering 'De kinderen van toen en nu', ca augustus 1980]
Langeveld voor zijn geboortehuis in Haarlem, ca 1975.