dinsdag 23 augustus 2011

Langeveld aan Waterink

Utrecht, 10.6.1961
Zeer geachte heer Waterink
Om geen onzekerheid te laten over het feit, dat ik niet even onmiddellijk op uw brieven pleeg te reageren als u op de mijne, wilde ik u laten weten, dat deze slechts ligt in twee zaken: 1e in het feit, dat ik niet zoveel belang hecht aan het hele geval en – voor zover ik er belang aan hecht: een wezenlijk ander dan u, 2e ik heb tot nog toe van u geen enkele zegsman genoemd gekregen.
Nu bevat uw brief bovendien een soort aanbod dat door mij aangeboden moet worden tot opheldering…in tegenwoordigheid van getuigen.
Het schijnt u te ontgaan, fat in een dergelijke suggestie iets beledigends ligt.
Maar die brief bevat bovendien een bedekt dreigement aan mijn adres. Hoe zou u op zoiets reageren? Ik zeer eenvoudig met:
Hoogachtend

Geen opmerkingen:

Een reactie posten